maandag 8 augustus 2011

Lange tekst over mijn groottante.


Graag wil ik met jullie een paar kleine verhalen delen over tante Nathalie: helemaal vanuit mijn blik. Vroeger gingen we steeds op bezoek bij ‘de tantes’,
tante Cil en tante Talie. Dan huppelde ik mijn jas aan en sprong ik blij de auto in voor een lange rit naar de schapen en een magische ontdekkingsplek.

Even terug naar jou: je ging geruisloos heen… stil als een slapend kind… of misschien zei je nog enkele namen en woorden op t einde. Dat weet ik niet. Ik vermoed dat het goed was zo en dat de tijd gekomen was. Ik ken je al mijn leven lang. En toch kende ik je niet zo goed: ik weet niet wat je dacht, wie je liefdes waren en wat je passioneerde, of triest maakte.  Bij een grote opkuis, vonden we deze tekst op een papiertje:
"degenen die ik liefheb, heb ik verlaten,
om degenen die ik lief had terug te vinden."

Dus: je had lief.
en je wenste je naasten goede dingen toe.
Meer weet ik niet.
Ik denk dat je zus Cil het wist, of misschien ook je moeder, of misschien heeft niemand het ooit geweten…


Je werd steeds gelukkig van mensen, dat weet ik wel.
Je vertelde voluit over de mensen in de buurt,
de buren en de boeren.
Zij  zitten hier nu samen, met de familie, in de eer van jou.

Je had goeie vrienden, vooral Marja, de overburen, Rie en Gerard en de boer bij wie je aardappelen en ‘bieën’ ging kopen. Jij gaf hen verse honing in de plaats. Ze kwamen je tot ‘t eind bezoeken.

Familie had je ook, al die kinderen en kleinkinderen van je broer: je hebt ze goed gekend. Ons hele leven lang.
Ik herinner me levendig dat we elke keer de schapen gingen eten geven. Dat ik dan steevast – het lange eind –want zo leek dat voor een klein meisje- doorhuppelde op het smalle pad.

Het heeft me steeds verbaasd: dat smalle pad. Er kon net een wiel van een kruiwagen door en je moest er voet voor voet zetten anders trapte je op de schuine gras- zijrand. Zo gingen we dus telkens in stoet met een vers gepompte emmer water naar de schapen. Onderweg werden de nieuwe en oude planten en kruiden aangewezen.

In jullie tuin ontdekte ik vele natuurelementen en leerde ik hoe bijen van bloemen honing maken;
zag ik hoe de wol van het schaap naar garen wordt gesponnen en dan tot truitje of rok gebreid; smaakte ik hoe van kweeperen confituur wordt gemaakt 
en blies ik ganzeneieren tot grote kleurige paaseieren.

Je wakkerde mijn nieuwsgierigheid in plant en dier stevig aan. Je was geen lerares, maar onrechtstreeks toonde je vele dingen die levenslessen werden.

Het was een magische en rustgevende plek waar jullie woonden: t Vossevelt. Jullie hadden het geschapen en nooit meer veranderd. De tijd stond er letterlijk en figuurlijk stil. Ik denk dat maar één klok in het hele huis werkte: de koekoeksklok.

Ik herinner me een bezoek op een zonovergoten dag, met bijtjes om ons heen zoemend, mijn ouders zitten aan jullie voeten in het gras en de rosse (kater), die om aandacht vroeg. Ik streelde de pas geschoren schapen en vroeg me af waarom hun wol niet zo zacht was als de trui die ik aanhad… en hoe het kwam dat deze schapen geen kou leden zo in hun blote vel. Je had altijd een antwoord klaar op mijn vele vragen.

Je volbracht zo lang ik je kende een trouwe taak naar je dieren op het erf. Elke dag twee keer water en eten brengen: aan de rosse, de kippen, de ganzen en de schapen,
ah ja en ook de ‘biën’.
We leerden er veel: de neven en nichten: over dieren en planten;
we verstopten ons achter de hegjes -het leek wel een labyrinth in de grote ogen van ons nog kleine hoofd-
We dartelden, giechelden, zwermden en rolden om je heen in t gras. Ik vermoed dat je ervan genoot.

Sommige dagen regende het en dat konden we schuilen onder het afdak aan de achterkant van het huis. Daar heb je het zeteltje waar je graag in zat. Daar staat ook de waterpomp, en sinds kort
de wasmachine –dat is de enige vernieuwing geweest- naast je vrijwilligerswerk bij t kinderheil. Ik heb me vaak afgevraagd of je daar voornamelijk baby’tjes woog.

Het huis heeft steeds zijn geur en ‘feel’ behouden en dat was fijn, iets onveranderlijks in deze tijd van voorbijrazende dingen: de pomp, de stoof… ze waren eeuwig. Ze staan er nog steeds in dat mooie huis dat nu wel een opknapbeurt verdiend.

De tijd stond stil, jij niet! je was altijd bezig en steeds sociaal. Onlangs ontdekten we samen met een leeg pakje tabak
een ontdeugend kantje van je
en dat vind ik wel fijn: t idee dat je ook nog een geheimpje hebt gehouden… -oeps dat heb ik nu verteld-.
Het is toch een mooi beeld: een mevrouwtje die een sigaretje rolt in haar oranje zetel met de kat op de schoot en met een uitkijk op de groene tuin nog blinkend van de regen.
Maar t vertelt ons ook wat ik al wist: je bleef jong in je hoofd en je was een rebel zoals vele Melsen’s.


Een laatste verhaaltje is er ééntje die ik pas onlangs begreep. Marten en ik kwamen je halen voor een tentoonstelling van je vader’s kunst. Naar die exposities gaan: dat deed je graag! Daar was je de ster en kon je honderduit vertellen tegen ieder die t horen wilde over vroeger en nu. Je was grappig en gevat.

Toen we je gingen ophalen en binnenkwamen in je huis, riepen we zacht je naam. Geen antwoord. Op dat moment ook, bracht de geur me meteen weer terug naar vroeger -zoals altijd-.
Ik wandelde naar de voorkamer en vond je niet meteen, je lag te slapen.
En HOE je daar lag te slapen: weggezakt in de oude divan, opgekruld en onder een zelf geweven wit wollen klein dekentje. Eerst had ik niet gezien dat er iemand lag; zo klein en fijn was je geworden.
Ik kreeg plots het beeld voor me van jou als klein meisje, heel zacht en rustig als je sliep. Vast ook druk babbelend, als je wakker rondrende.
Je was teruggekeerd, zei de dokter later.

Ik denk graag dat je nu zo verdergaat:
Als klein meisje
Een beetje ontdeugend als steeds
Veel praats
Samen lachend
En met een hand op de vacht van de Rosse kater.

Bedankt Marten, Bernadet, Ria, Jan, Leo, Christine en Louis! En al diegenen die goed voor jou zorgden op t laatst
Wij hebben je graag gehoord en gezien,
Tot je laatste knipoog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten