Het heet jungleverhaal (22 april 2007)
Al vele keren ben ik aan een verhaal over de jungle begonnen en het blijkt niet gemakkelijk. Ik kwam altijd vast te zitten na de eerste zin: ‘De jungle is ondoordringbaar (en) veel ...’ Misschien was het moeilijk voor me om te wennen, als kind van de stad. Ik zou nog steeds zeggen dat ik niet gewend ben...
Dit is dus een nieuw briefje met nieuws over het leven in de jungle. Het is al lang geleden dat ik schreef... Ik zal jullie vertellen over het effect van de jungle en over wat we hier nu precies doen. Of nee, ik zal jullie het proberen laten voelen hoe wij ons voelen.
Stel je voor dat je ‘s morgens vroeg de wind in je haren voelt als je met een lange, smalle boot langs de groene wanden naar het dorpje wordt gevaren, een andere realiteit binnen. Van de dichtbegroeide jungle met een idyllische rust maar tegelijkertijd ook vol onbekende geluiden naar een plat, stoffig dorpje waar de moto’s langs je oren zoeven. Stel je ook voor dat je terwijl je aan de computer werkt, nat bent van het druipende zweet, die als een constante laag op je voorhoofd en borst ligt, alsof je op de warmst mogelijke plek ter wereld zit.
Rurrenabaque is een dorp dat je enkel in boeken denkt tegen te komen. Hier volgt een opsomming van enkele van zijn meest kermerkende karakteristieken: superheet en stoffig; schaarsgeklede traag voorbij sloffende mensen, die niet opkijken; vele moto’s, bijna geen auto’s; de straten in een raster van vierkanten, ongeveer zeven straten ver en zeven straten breed, echt een dorp, maar in de vorm van een stadje; straten geplaveid met uitstekende ronde of puntige keien die steeds door je schoenen voelbaar zijn; met vele winkels waar goedkope waren uit Brazilië buitenhangen; met als grenzen enerzijds een redelijke brede rivier met busboot naar het dorp aan de overkant en anderzijds de aangrenzende bergketen als een groene muur. Soms doet het me denken aan Maconda, het jungledorp uit ‘100 jaar eenzaamheid’ of aan het dorp in de Kongojungle uit ‘Heart of Darkness’, alias ‘Apocalypse Now’, waarvan ik de naam niet meer weet. Allemaal hebben ze het kenmerk van ingesloten en op zichzelf te bestaan.
Rurrenabaque is helemaal ingespeeld op handel en/of smokkel en toerisme. De hoofdreden waarom dit dorp op zeeniveau in het hart van de jungle voor mij zo vreemd aanvoelt, is omdat het geen eigen karakter heeft en dat zorgt voor een vreemde atmosfeer. Of misschien is dat net zijn karakter. Ik ben hier nog geen cultureel centrum, traditionele dansen of iets anders typisch tegengekomen. Alles lijkt gekopieerd. Een reden voor de niet-eigenheid is dat alle inwoners eigenlijk ergens anders vandaan komen, stroomop- of –afwaarts – soms tot acht uur varen ver-. Ze komen naar het dorp om te handelen, om inkopen te doen en hebben vaak een huis in Rurrenabaque maar voelen er zich niet thuis. De andere bezoekers zijn toeristen – in grote getalen-, ongeveer 15000 op jaarbasia in een dorp van 21000 inwoners. Het grootste deel van deze toeristen komt uit Israel, ongeveer de moeilijkste toeristen ter wereld, omdat ze overal in groep gaan onderhandelen over prijzen die eigenlijk vast liggen. In dit stadje zijn er als ontspanning hoerenkoten, karaokebars (of vaak beiden tegelijk), zwembaden en leuke bars. Deze serveren een groot aanbod aan cocktails, goeie muziek en soms kamertjes, waar je privé een dvd kan bekijken.
Ook de omgeving van Rurrenabaque heeft vreemde eigenschappen. Zo zijn er vele kolonietjes of afgelegen en zeer eigen gemeenschapjes. Eén ervan is een Quakerachtig geklede groep blanken, waar van je er af en toe één tegenkomt in Rurre om handel te komen drijven. De kinderen hebben superblonde jommekens-coupes, zoals mijn broer vroeger had. Deze Menonieten, een religieuze sekteachtige groep leeft zo veel mogelijk afgescheiden van de buitenwereld. Er zijn ook indianengemeenchappen die zo afgezonderd leven. Men zegt dat er in Madidi National Park nog een groep half nomadische indianen leeft die andere mensen schuwen. Ze jagen voor hun eten en gaan schaarsgekleed. Helemaal afgezonderd en onwetend van de moderne realiteit zoals wij ze kennen. Of zoals de Menonieten met opzet afgezonderd van diezelfde realiteit.
‘Imagine’ dat je in deze context ’s ochtends vroeg van de jungle, met vooral veel, naar de realiteit van een vreemd handelsdorp vaart om daar in een kantoortje te gaan werken. Nu vraag je je zeker af wat Tim en ik doen in dat kantoortje. Maar daar ga ik je nog even in spanning houden...
Eerst wil ik je immers nog vertellen ove de verzengende hitte. Heb je al ooit ‘het heel erg warm’ gehad? Voel zoals toen het zweet stromen en daarna plakken over je hele lichaam... Er is geen ontsnappen aan, aan de hitte. Het is en blijft heet, wat je ook doet. Als je met je vinger over je plakkende arm gaat, lijkt je huid vuil, want er komt een gomselachtig materie mee (Marie heeft aan dit fenomeen zo mooi de naam ‘rolvuiltjes’ gegeven). Dus stel je voor dat het warm is, heel warm, je zweet veel, warm is het, zweet in je haar en het kriebelt, je voelt je vuil en het is steeds plakkend warm. (Ik hoop dat het je lukt dit in te beelden, misschien van een vroegere reis. Nee, ik wil dat je het voelt)
Ewel, zo’n verzengende warmte is ook deel van de dagelijkse realiteit en atmosfeer hier. En dat is vaak leuk, weinig kleren aan. En soms minder, want je stinkt of je hebt zweetbrand. Dit is de omgevende realiteit waarin wij werken en ik kan je verzekeren dat het niet zo evident is om te werken in dit soort hitte. Compleet verschillend van mijn vorige verhaal, he, contasterende omgeving met de Andes, vind je niet?
Eindelijk ga ik je inwijden over onze activiteiten. Tim en ik zijn nu ongeveer twee weken aan het werk in een reisbureautje of touroperator. We doen eigen alles in dit kantoor. We geven uitleg aan toeristen en verkopen. We maken de boekhouding en rapporteren aan de baas in La Paz. We organiseren een tour in Amerika en ceremonies hier. We helpen dit beginnende bedrijf om een aantrekkelijk concept uit te denken, zodat ze bekender worden. Daarnaast lossen we ook problemen op, zoals met het naburige ecotoeristisch dorp. Door het vertrek van de manager en de secretaresse, leiden we nu het personeel en lossen interne problemen op, want de communicatie was vroeger niet altijd even goed en de gidsen bijvoorbeeld zijn soms kieskeurig in hun werk, dus hebben we functiebeschrijvingen gemaakt. Verder voeren we ook gesprekken met het personeel, zodat iedereen zij zegje kan doen over wat beter kan en evalueren en organiseren personeelsvergaderingen. Het loopt hier immers al een tijdje vierkant door stuurloosheid, onwil, arrogantie en andere... Tim en ik leiden dus eigenlijk een business! Het is best wel grappig dat ze ons af en toe komen vragen of we de eigenaars zijn. We leiden dus een kantoor in een junglestadje in een hitte van jewelste (in België moet je bij deze temperaturen niet meer werken)– en het is niet zo dat je daaraan went-.
De laatste dagen waren nog drukker en zweteriger dan de vorige, want we kregen bezoek van belangrijke mensen uit de Nederlandse ambassade. Deze gasten, niet veel ouder dan ons, komen uit de stad en zijn nog niet gewoon om met het donker op stok te gaan, zoals de inwoners van de jungle -en wij-. ‘s Avonds hebben we dan ook veel zitten babbelen. Was een beetje moe van al dat mensen entertainen. Het is wel vaker zo dat er mensen naar de Jungle Lodge komen, waar wij slapen en dan vraag je ze wat ze ervan vonden en hoe het met ze is. Ze vinden deze persoonlijk aanpak erg leuk. ’s Ochtends help ik ook vaak de kokkin, die heerlijke ontbijten maakt met fruitsla en pannekoekjes... We worden erg verwend op dat vlak.
Na het werk in de snoeihete dag varen we ‘s avonds terug en helpen met koken. Na een verfrissende douche gaan we dan met het duister worden nog een beetje lezen. Onze dag is dus goed gevuld en wordt moe afgesloten, omringd door geluiden van de rivier, gigantische kikkers en miljoenen krekels.
Groetjes uit de jungle bij het vallen van de nacht!