Toubab Dialao, een klein paradijs onder Dakar
De drukke, vuile hoofdstad achter ons gelaten
wordt een onzichtbaar deken van hitte over de taxi gelegd.
Teruggeworpen in de aftandse autostoel vol veren
zwijgen we
terwijl apebroodbomen ons in het voorbijgaan inert toezwaaien,
zweten we
terwijl onze snelle vaart de tred compenseert van de wandelende lange vrouw en man
in waaiende gewaden
in waaiende gewaden
het wederzijdse bestaan wordt in een ogen-blik bestendigd
en doet ons even zwerven in elkaars gedachten
Dan rijden we de hoofdweg af:
de stille, stoffige weg doet ‘anders’ vermoeden
en een sterk verlangen naar rust zindert in de lucht.
In Sobobadé vertelt de wind vrolijke verhalen
de aanstormende zee kan haar enthousiasme niet verbergen
de veelkleurige stenen in het dorp kijken niet vreemd op, voor hen is rust en kunst
dagelijkse kost
dagelijkse kost
de golven rollen en bulderen elke gedachte tot ze in het niets vergaat
de schelp herbergt verre en oude geheimen
zij is de moeder die het universum koestert
Graag wil ik hier genietend sterven in het moment, denkt ze.
terwijl zengt de zon haar ongenadig in slaap
piepend ontwaart het kleine monstertje de lichtheid van het bestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten